Overweging Studentenkerk Nijmegen, 7 maart 2010, derde zondag van de veertigdagentijd De afgelopen week, in de dagen rond de gemeenteraadsverkiezingen, moest ik weer herhaaldelijk aan ze denken, de heren Jacobse en Van Es van de Tegenpartij. Ze zouden misschien wel goed gescoord hebben als ze hadden meegedaan, met hun leuzen ‘Met z’n allen voor ons eigen’, ‘Laat ze zelf eens een keer bezuinigen’ of ‘Geen gezeik, iedereen rijk’ (ik weet het, je moet het eigenlijk op z’n plat Haags uitspreken, maar daar is mijn Limburgse tong niet toe in staat). Het waren typetjes van Kees van Kooten en Wim de Bie, die twee briljante thermometers van de koortsen die onze samenleving de afgelopen decennia heeft doorgemaakt. Toen ze samen nog het Simplisties Verbond vormden, hebben ze ook ooit een andere koorts bezongen, die van het zoeken naar jezelf, een koorts die nog steeds niet over is en misschien wel nooit overgaat, omdat hij beantwoordt aan een diepe menselijke behoefte: ‘Zoek jezelf broeders, vind jezelf, wees en blijf alleen jezelf’, zo zongen ze. ‘Weet je nog wanneer dat was, toen je nog geen ander was, niet in harnas achter glas, maar je eigenlijke zelf’. Ons eigenlijke zelf: wie of wat is dat? We zijn er koortsachtig naar op zoek, naar het zelf. Onderzoekers van nieuwe vormen van religiositeit en spiritualiteit spreken over de sacralisering van het zelf. Je kunt cursussen volgen, soms van drie dagen, soms van een half jaar, die je beloven dat je aan het slot je eigenlijke zelf zult vinden, of je echte zelf, of je werkelijke zelf of je diepste zelf. De superlatieven stapelen zich op, op de markt van het zelfzoeken. |